Ook deze zomer kreeg ik weer aanbevelingen voor leesvoer. Een daarvan was het inmiddels veelgeprezen boek Fantoomgroei van Sander Heijne en Hendrik Noten.
Wat vond ik er van? De schrijvers zijn geïnspireerd door de constatering dat er mensen zijn die het minder goed hebben dan zij, en dat dat niet eerlijk is. En ze zijn kritisch op de eenzijdige focus op economische groei als die niet (meer) gelijkmatig verdeeld wordt. Een sympathieke gedachte.
Ze hebben onderzocht hoe dit heeft kunnen gebeuren, waarbij ze een sterke en hinderlijke hindsight bias helaas niet hebben kunnen onderdrukken.
Bijvoorbeeld als Hendrik Noten aan zijn vader vraagt of die als toenmalig vakbondsbestuurder aandacht heeft besteed aan de effecten van tweede en derde orde bij de totstandkoming van het akkoord van Wassenaar. Als zijn vader antwoordt dat hij daar nooit over nagedacht heeft, dat niemand dat kon overzien, valt Hendrik van teleurstelling helemaal stil. Nou, ik ben benieuwd of Hendrik op dit moment een inschatting kan maken van de tweede en derde orde effecten van de overheidsmaatregelen tegen het coronavirus.
Waar de blik naar de vorige generatie toe kritisch is, voelen de schrijvers zich naar de volgende generatie toe verplicht om het beter te doen. Ze profileren zich als curling ouders die hun kinderen met zo weinig mogelijk problemen willen opzadelen.
Een hindsight bias passen Heijne en Noten ook op vileine wijze toe als ze de lezer kennis laten maken met Frans Rutten. Vóórdat ze beschrijven hoe Rutten als econoom van het ministerie van Economische Zaken een sterke bijdrage heeft geleverd aan de gezondmaking van de Nederlandse economie in de jaren 70/80, wordt hij eerst fijntjes afgeschilderd als iemand die na zijn pensionering godsdienstwaanzinnige leek te worden. Het effect is dat, voordat de onmiskenbare verdiensten van Rutten beschreven worden, er al een karikatuur van de man gemaakt is. Geen fijne stijlfiguur. Als je op deze manier de lezer wil winnen voor je gedachtengoed, dan slaat bij mij de nieuwsgierigheid om in afkeer.
Het onderzoek van Heijne en Noten levert twee voorstellen voor remedies op: Een op macro niveau en een op micro niveau.
Op macro niveau wordt een herdefinitie van het BNP als economische maatstaf voorgesteld, door de financiële sector daarbij voortaan buiten beschouwing te laten. De financiële sector levert immers geen echte waarde op? Nou, dat is nog maar de vraag: Nadat in 1492 de Joden als gevolg van het verdrijvingsedict gedwongen waren Spanje te verlaten, was een effect van de tweede (of misschien wel derde) orde dat met de Joden ook de financiële infrastructuur grotendeels uit Spanje verdween. De economische bedrijvigheid ondervond daarvan veel schade. Natuurlijk is dit slechts een anekdotisch argument, wat echter goed aansluit bij de gelijksoortige onderbouwing door Heijne en Noten.
Op micro niveau worden de zegeningen van coöperatieve samenwerkingsverbanden beschreven. Daarmee sluiten ze aan bij een bredere stroming, zoals bijvoorbeeld ook beschreven in het boek Ruw ontwaken uit een neoliberale droom van filosoof Gabriël van den Brink.
De suggestie op macro niveau kan niet echt serieus genomen worden, daarvoor is de gangbare definitie van het BNP in internationaal verband al te zeer ingeburgerd. De suggestie op micro niveau is niet origineel maar wel nuttig.
Ondertussen mis ik in het boek een visie op de sterke toename van de wereldbevolking als serieuze achterliggende oorzaak van veel in het boek beschreven problemen, waaronder de focus op economische groei, en anderzijds op de natuurlijke (en positieve) ontwikkeling van economische stagnatie in ontwikkelde landen door vergrijzing, zoals dat al lang het geval is in Japan.
Geef een reactie