… Hij begon opgewekt zijn geld op stapeltjes te leggen, maar na een poosje vond hij de aardigheid er af gaan. ‘Het leven is niet gemakkelijk,’ prevelde hij met een zucht. ‘Buiten schijnt de zon en zingen de vogels. Maar ik zit hier in de muffe duisternis te tellen. Wat vervelend is dat nu toch. En er is niemand, die me helpt…’
Op dat moment stapte Tom Poes de kluis binnen. Hij baande zich rinkelend een weg door de muntstukken en stak fier een duit omhoog. ‘Hier is het,’ sprak hij. ‘Van de weddenschap, weet u wel.’
‘Ach, dat hoeft toch niet,’ zei heer Bommel afwerend. ‘Houd je je geld, jonge vriend. Voor mij speelt geld geen rol – en die weddenschap was maar een lolletje. Bovendien maakt die duit het tellen nog moeilijker dan het al is.’ ‘Maar het is een ereschuld,’ zei Tom Poes. ‘Eerlijk is eerlijk.’ ‘Nou, vooruit,’ mompelde heer Bommel, die niet lomp wilde schijnen. Hij nam het muntje aan en wierp het achter zich op de grote hoop.
Nu gebeurde er echter iets vreemds. Door de nietige bijdrage van Tom Poes overschreed heer Ollie’s bezit plotseling de grens van het gewone. Er sloeg een vonk uit de geldstapel en het metaal begon te knetteren.
‘W-wat is d-dat?’ stamelde de vermogende heer ontdaan. Tom Poes kon hem niet inlichten, maar de kassier, die niet ver vandaar achter zijn traliewerk zat, begreep direct wat er aan de hand was. Hij staarde opschrikkend naar een stapeltje bankbiljetten, dat zich plotseling in de lucht verhief en in de richting van de kluizen begon te fladderen. ‘Hela! murmelde hij getroffen. ‘Ergens vindt een kernfusie plaats. Er moet onmiddellijk worden ingegrepen!’
Intussen ontstond er een kleine paniek in het anders zo rustige bankgebouw. Van alle kanten begonnen de geldstukken in de richting van de kluis te rollen en bankbiljetten fladderden ritselend door de gangen. Ook kon men een verwilderde portier waarnemen, die achter een daalder aanrolde die hem plotseling uit de zak gesprongen was. Wat men hier ziet gebeuren was het gevolg van een oude natuurwet, die de meer geschoolde lezertjes wel zullen kennen:
Geld trekt geld aan. Als men weinig heeft, zal men het kwijt raken aan iemand die meer heeft; en als men veel heeft, komt er steeds meer bij.
Uit: De Bovenbazen, van Marten Toonder
Hans Rosling
Als het gaat om verdeling van bezit in de wereld, moeten we eerst te rade bij Hans Rosling . Rosling is echt heel inspirerend in het analyseren van data. Hij maakt grafieken met een hoge funfactor. De video’s van zijn optredens bij TED zijn stuk voor stuk de moeite waard. Of het nu gaat om magische wasmachines, IKEA-bakken of dansende bellen. Een leidend thema bij Rosling is de ontwikkeling van de gezondheid van mensen.
Sinds een paar jaar publiceert hij de Gapminder World Map. In één grafiek laat hij de gemiddelde levensverwachting zien, het gemiddeld inkomen, en de omvang per land.
Deze grafiek laat geen statisch beeld zien. De verdeling wijst eerder op een momentopname in een bewegend veld, dan van vastliggende verhoudingen. Vanuit een positiefwereldbeeld verwacht (hoop) je dat uiteindelijk zoveel mogelijk landen de reis voltooien naar een positie rechtsboven. Maar welke krachten spelen daarbij? En hoe ziet die reis er uit?
Civilisatietheorie van Norbert Elias
De ideeën van Norbert Elias in zijn boek Het civilisatieproces zijn hierbij relevant. In zijn onderzoek naar de ontwikkeling van landen en volkeren onderscheidt hij grofweg de volgende stadia:
Ontwikkelingsstadium: | Komt voor in: |
1 Anarchisme | Afrika |
2 Feodale expansieve heerschappij – grondeconomie | Afrika |
3 Feodale behoudende heerschappij – geldeconomie | Afrika, landen die voorheen deel uitmaakten van de Sovjet-Unië, bergachtige streken van een land als Jemen |
4 Monopolie met een heerser | Afrika |
5 Monopolie met een door een groep gedragen heersende configuratie | China, sommige Aziatische democratieën (nepotisme) |
6 Monopolie met een brede maatschappelijk gedragen heersende configuratie | Noord-, Midden- en Zuid-Amerika, West-Europa, het Europese deel van het voormalog Oostblok, Azië, Australië, Zuid-Afrika, |
Vanuit deze optiek kunnen de recente ontwikkelingen in Noord-Afrika bezien worden als een terugval in de ontwikkeling. Elias gaat dieper in op deze stadia, om er vervolgens een aantal algemene regels uit af te leiden:
- – Bezit streeft altijd naar accumulatie van meer bezit
- – Het verwerven van bezit kost bezit
- – Teveel verlies van bezit leidt tot desintegratie (centrifugale krachten) en tot verlies van bezit
- – Het bieden van veiligheid en bescherming leidt tot een toename van macht of bezit
- – Interdependentie over langere ketens en afstanden schept behoefte aan een eenduidig ruilmiddel, daardoor krijgt geld haar status van universeel ruilmiddel
- – Geld geeft meer macht dan grond
- – De komst van geld als machtsbron dempt de behoefte aan (meer) grond en daarmee ook de expansiedrift
- – Geld biedt de mogelijkheid tot leven zonder grondbezit. Dit is een voorwaarde voor de opbloei van arbeidsdifferentiatie en daarmee van handwerkers
- – Bezit maakt expansie mogelijk, als vanzelf treedt accumulatie van macht/bezit op, daarmee ontstaan ook grotere integratie-eenheden
- – Accumulatie van bezit leidt binnen grote integratie-eenheden tot gewelds-/machtsmonopolies
- – Grote gewelds-/machtsmonopolies leiden tot aparte klassen van “beheerders” van de betreffende monopolies
- – Gewelds-/machtsmonopolies ontglippen aan de centrale sturing van de bezitter doordat deze afhankelijk wordt van zijn afhankelijken
- – Configuraties van centrale staatsorganen wordend heersend waar de macht aan de oorspronkelijke bezitter ontglipt
- – De koning als “voorzitter van de centrale staat” wint terrein door diens capaciteit een krijgsmacht samen te stellen en te leiden bij dreiging van buitenaf
- – Bij grote belangentegenstellingen (behoud versus verandering) kunnen plotselinge machtsverschuivingen optreden
- – Plotselinge machtsverschuivingen kunnen (naast terugval) leiden tot een vorm van een breed gedragen vermaatschappelijkte staat.
- – Streven naar bezit kan worden gedempt door bezit of veiligheid te bieden
Civilisatietheorie voor bedrijven
Kan die lijn ook doorgetrokken worden naar ondernemingen? Peter Markensteijn heeft de moeite genomen om ontwikkelingsfasen van Elias los te laten op die van bedrijven of andere organisaties. Hij typeert de fasen als volgt.
Ontwikkelingsstadium: | Bedrijven of organisaties |
1 Anarchisme | Beginnende markten, bijvoorbeeld de bedrijven in de Informatie Technologie van enkele jaren geleden |
2 Feodale expansieve heerschappij – grondeconomie | Startende ondernemingen, vechtend voor marktaandeel |
3 Feodale behoudende heerschappij – geldeconomie | Gevestigde ondernemingen met een stevig te behouden marktaandeel |
4 Monopolie met een heerser | Traditionele monopolisten |
5 Monopolie met een door een groep gedragen heersende configuratie | Overheidsnutsbedrijven, overheidsvervoers-bedrijven |
6 Monopolie met een brede maatschappelijk gedragen heersende configuratie | Organisaties met een maatschappelijk nut, zoals bijvoorbeeld het Rode Kruis, en in zekere zin ook zaken als gezondheidszorg en onderwijs |
Markensteijn licht dit als volgt toe.
- – In een nieuwe markt komen allerlei initiatieven boven die in de chaos tot een wirwar van activiteiten leiden. In die fase is het vrijwel onmogelijk te voorspellen wie zal overleven en wie niet. Dat er veel initiatieven zullen sneuvelen is echter wel een zekerheid.
- – De overlevers van het eerste uur vechten vooral om marktaandeel. In deze fase is marktaandeel belangrijker dan winst. Die moet later komen. Het is investeren om terrein (is: grond?!) te veroveren. Ondernemingen worden gewaardeerd op hun marktaandeel, niet op de feitelijke winst, wel op de winstverwachting in de nabije toekomst. Er vallen steeds meer initiatiefnemers af.
- – De echte overlevers hebben nu een afgetekend marktaandeel. Het gaat er nu om dit marktaandeel te behouden en er geld uit te slaan. Er moet rendement worden gemaakt. De overgang naar de geldeconomie is een feit.
- – Elke onderneming zal er naar streven een monopolie te behalen. Het is de droom van elke CEO een marktaandeel te veroveren dat de honderd procent benadert! Economisch gezien is dit minder wenselijk, vandaar dat er in de ontwikkelde economieën waakhonden zijn ingesteld om monopolies te voorkomen.
- – Sommige organisaties dienen een maatschappelijk doel. In die gevallen kunnen de waakhonden soms accepteren dat ze zich tot een monopolie ontwikkelen. Zijn ze geaccepteerd dan vormen de belanghebbenden de dragende configuratie.
- – Enkele organisaties worden dermate breed gesteund dat ze doordringen tot het hoogste ontwikkelingsstadium van civilisaties. Organisaties als het Rode Kruis vormen maatschappelijk breed gedragen monopolies.
Wat opvalt is dat Markensteijn zich bij toewijzing van organisaties in de vijfde en zesde fase beperkt de not-for-profitsector.
Wat mij betreft zijn er ook breed gedragen configuraties zichtbaar in (door ondernemingen gecreëerde) platforms zoals Apple, Facebook, Google. Die prima toegewezen kunnen worden aan de twee laatste ontwikkelingsstadia. Die ondernemingen hebben heel wat bereikt, en dus ook heel wat te verliezen. Daar zijn ook weer interessante gegevens over beschikbaar.
… ‘Mijn geld?’ herhaalde heer Bommel. ‘Dat ligt op straat, zo te zien. Nu heb ik niets meer met AWS te maken en dat is prettig, hoor. Want thans kan ik, als een heer, mijn schulden betalen, als er tenminste nog iets over is.’ Dat viel gelukkig mee. Toen ze in de verwoeste kluis kwamen, bleek daar nog heel wat te zijn achtergebleven. ‘Ongeveer net zo veel als ik had,’ zei heer Ollie tevreden. ‘Zo zie je, Tom Poes,; geld speelt geen rol. En kijk, hier heb je de duit terug van die ongelukkige weddenschap, je weet wel. Nu is alles weer in orde!’
‘In orde?’riep een dunne stem in de deuropening. ‘Het is een janboel! Er is niets in orde! Een chaos; dat is het!’ Heer Bommel keek verrast op en toen zag hij daar de kassier van de bank staan, die wanhopig de handen wrong. ‘Kom, kom,’ hernam de gewezen bovenbaar minzaam. ‘Niet zo somber. Alles is nu toch betaald – en iedereen is tevreden. Is het nu nòg niet goed?’
’Nee,’ zei de kassier met trillende stem. ‘Er is nu veel te veel geld in omloop. De gevolgen zullen vreselijk zijn. Vooral voor ons, minvermogenden.’
Het gerucht van de krach was ook in andere stadswijken niet onopgemerkt gebleven. Zo werd de heer Grootgrut op ruwe wijze uit zijn slaap gehaald. ‘Zou je niet eens wakker worden?’riep zijn vrouw schel. ‘Buiten heeft het geld geregend en jij ligt maar hier! … Op zo’n manier komen wij, middenstaanders, altijd achteraan!’
‘Huh?’ mompelde de kruidenier. Hij richtte zich op en trachtte zijn gedachten te verzamelen. ‘Altijd komen wij achteraan!’ herhaalde mevrouw Grootgrut klagend. ‘Altijd, als het geld regent, vissen wij achter het net. Nooit ben je er bij!’
‘Ik heb wel wat anders te doen,’ zei de handelaar terwijl hij zijn jas aantrok. ‘Nota’s schrijven en boeken bijhouden. Daar heb ik nachtwerk aan, moeder, dat weet je best. Maar laat het maar aan mij over hoor.
Achter het net kan ook nog wel gevist worden.’
Na deze woorden begaf hij zich naar beneden en even later kon men hem voor zijn winkel bezig zien. Met behulp van een potje stijfsel bevestigde hij een papier op zijn ruit waar met grote letters op geschreven stond: ‘Vanaf heden zijn alle levensmiddelen 15% in prijs verhoogd.’
‘Ik begrijp het niet,’ zei heer Ollie, die op enige afstand het pand passeerde. ‘Wat bedoelde die kassier, Tom Poes? Waarom krijgen de minvermogenden last van dat geld? Het is toch leuk om zo’n meevaller te hebben”Zeg nu zelf!
Uit: De Bovenbazen, van Marten Toonder