• Skip to content
  • Spring naar de eerste sidebar

Paul's observaties

Waardering voor ondernemerschap

Paul Mencke

De controlepraktijk binnen een accountantskantoor: Size Matters

14 januari 2023 door Paul Mencke Reageer

Al langere tijd ben ik gefascineerd door Dunbar’s Number. De Britse antropoloog Dunbar concludeerde, op grond van onderzoek naar niet-menselijke primaten, dat het aantal stabiele, sociale relaties wat de mens kan onderhouden, een maximum kent van ruwweg  rond de 150.

Uit eigen ervaring weet ik dat dit getal ook betekenisvol is binnen een werkkring; binnen een organisatie van rond de 150 medewerkers kun je, als je er een tijdje werkzaam bent, al je collega’s nog persoonlijk kennen.

Ook op andere plekken kun je Dunbar’s Number tegenkomen, zelfs binnen het toezicht op de accountancy. In een vroege versie (september 2003) van de memorie van toelichting bij de in 2004 in te voeren Wet toezicht Accountantsorganisaties sprak het Ministerie van Financiën de verwachting uit dat maximaal 164 organisaties een vergunning voor de wettelijke controle (weco) van jaarrekeningen zouden aanvragen. Het aantal van 164 werd destijds als volgt gemotiveerd:

‘De beursgenoteerde en grote ondernemingen zullen hun controleopdrachten vooral gunnen aan de wereldwijde en nationale spelers, 14 in totaal. Controleopdrachten bij middelgrote ondernemingen en instellingen zullen echter ook door regionale en eventueel zelfs lokale spelers op de accountantsmarkt uitgevoerd kunnen worden. Naar schatting zal op termijn hooguit een 150tal van deze accountantsorganisaties daadwerkelijk dergelijke controles uitvoeren en daardoor vergunningplichtig zijn.’

De voorspelling van het ministerie is inmiddels 20 jaar oud, het is interessant om te zien in hoeverre deze is uitgekomen.

Bij de start van het vergunningensysteem in 2007 vroegen 699 kantoren een reguliere (niet-OOB) vergunning aan. Een geslaagde emissie, zullen we maar zeggen. Na een inhoudelijke beoordeling heeft de AFM in 2008 aan 463 van deze kantoren een vergunning verleend. Daarbij werd aangetekend dat 65% van deze vergunninghouders minder dan zes weco’s verricht. Een betekenisvolle opmerking: Impliciet was de constatering dat 35% van de 463 vergunninghouders meer dan vijf controles uitvoerden. Cijfermatig kom je dan uit op 162 accountantskantoren (35% van 463) met een reguliere vergunning, wat nagenoeg gelijk is aan de voorspelling van 164 van het ministerie vijf jaar eerder.

Fast forward naar 2022, het  eerste jaar waarin het toezicht op de reguliere (niet-OOB) vergunninghouders voor weco’s onder de hoede van de AFM is gebracht. Daarbij heeft de AFM gekozen voor een data-georiënteerde aanpak.  In het in november 2022 uitgebrachte rapport Sector in beeld 2022 geeft de AFM inzichten op basis van data van alle accountantsorganisaties met een vergunning.

In het rapport wordt een daling van het aantal kantoren met een vergunning gesignaleerd, waarbij gesuggereerd wordt dat de daling sinds 2019 stabiliseert.

Het aantal reguliere vergunninghouders heeft zich in de eerste 13 jaren van het vergunningenstelsel dus (nog) niet ontwikkeld naar de oorspronkelijke verwachting van 150. Inmiddels is het aantal vergunninghouders verder gedaald, naar een aantal van 247 kantoren in januari 2023.

Ondertussen blijft de omvang van de controlepraktijk per kantoor voor de AFM een relevant criterium. De AFM heeft voor haar toezicht de vergunninghouders in segmenten ingedeeld, waarbij de segmenten primair zijn bepaald op basis van de omzet  uit weco’s in 2020.

Het A-segment van de AFM bestaat uit de zes OOB-vergunninghouders (de Big 4, aangevuld met BDO en Mazars). Het B-segment ziet op de 17 kantoren die vanwege hun omvang (meer dan 150 weco’s en meer dan € 3 miljoen omzet uit weco’s) na invoering van de Wet toekomst accountancysector een raad van commissarissen ingesteld moeten hebben. De B-kantoren in het B-segment verzorgen gemiddeld 249 weco’s per kantoor.

Het C- en D-segment ziet op de 23 respectievelijk 130 kantoren die gemiddeld 96 respectievelijk 26 weco’s per kantoor uitvoeren.

Het E-segment heeft de AFM toegewezen aan de groep kantoren van 88 kantoren die gemiddeld 5 weco’s uitvoeren. Het is duidelijk dat de AFM een sterke oriëntatie heeft op de omvang van de controlepraktijk van de vergunninghouders.

In hedendaags Nederlands: Size Matters.

Ongetwijfeld gaat de consolidatie in de accountancy door, wie weet gaat de voorspelling van het ministerie op termijn toch nog uitkomen.

Categorie: Uncategorized Tags: AFM, controlevergunning, Dunbar, weco, Wta

De criticus

28 december 2022 door Paul Mencke Reageer

Er was eens een herberg met de naam “Zevenster”. De waard had deze overgenomen van zijn ouders en ondanks alle moeite kreeg hij maar weinig gasten: hij maakte de herberg gezellig, zorgde voor een vriendelijke, prettige bediening en hield de prijzen binnen redelijke grenzen. Helaas kwamen er maar weinig gasten.

Op een dag raakte hij in gesprek met een van de weinige gasten, een accountant met grijze haren, en vertwijfeld vroeg hij de gast om raad. Toen de gast het verdrietige verhaal van hem hoorde, zei hij: “Het is heel eenvoudig. Je moet de naam van je herberg veranderen.”
“Onmogelijk”, zei de waard. “Al generaties lang heet het ‘Zevenster’ en onder die naam is het overal bekend.”
“Weet je wat”, zei de gast, “Noem het vanaf nu ‘De vijf klokken’, en hang boven de ingang zes klokken op.”
“Zes klokken?” Dat is toch absurd. Wat moet dat betekenen. Ben jij nou accountant?”
“Probeer het nou maar eens, en kijk wat het oplevert”, zei de gast glimlachend en vertrok.

De waard waagde een poging en het volgende gebeurde: iedere reiziger die voorbij kwam ging naar binnen om de fout onder de aandacht te brengen, in de veronderstelling dat er nog niemand was die het had opgemerkt. En, eenmaal binnengekomen in de herberg, kwamen ze onder de indruk van de vriendelijke ontvangst en bleven ze er om iets te nuttigen. Dat was de kans waar de waard zo lang op had gewacht.

Er is niets wat de mens meer behaagt, dan fouten van anderen te kunnen corrigeren.

Categorie: Uncategorized

De AFM roept accountants op: Aan de slag! Daarbij kunnen snel vorderingen gemaakt worden

24 december 2022 door Paul Mencke Reageer

Vanaf 1 januari 2022 houdt de AFM direct toezicht op accountantsorganisaties met een reguliere controlevergunning. In de loop van het jaar heeft ze haar eerste thema-onderzoek onder deze doelgroep uitgevoerd, wat zich richtte op het proces van cliënt- en opdrachtaanvaarding en -continuering. Daarbij richt de AFM zich enerzijds op het beleid van de kantoren, en anderzijds op de uitvoering zoals die blijkt uit geselecteerde controledossiers. Twee weken geleden heeft de AFM de bevindingen uit dit onderzoek gerapporteerd, onder de activerende titel ‘Aan de slag!’

De eerste bevinding in de samenvatting van het rapport is meteen een stevige binnenkomer: Maar liefst 18 (60%) van de 30 accountantsorganisaties heeft het beleid niet op orde! Een dergelijk signaal moeten we zeker serieus nemen.

In paragraaf 2.6 van het rapport wordt nader ingegaan op deze bevinding. Uit figuur 13 blijkt dat het beleid op 5 aspecten is beoordeeld, waarbij de meeste onvoldoendes zijn geconstateerd bij het aspect Herevaluatie, daar zijn namelijk 14 onvoldoendes geconstateerd.

Deze 14 accountantsorganisaties hebben niet in hun beleid opgenomen dat zij een wettelijke controle beëindigen als na aanvaarding of continuering de controlecliënt wordt overgenomen, fuseert of het eigendom verwerft in een andere entiteit en niet wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot onafhankelijkheid. Dit vereiste is opgenomen in artikel 13 van het besluit toezicht accountantsorganisaties (Bta).

Het is de moeite waard om even verder te kijken wat hier aan de hand is. Artikel 13 van de Bta beschrijft in lid 1 de verplichting om een opdracht te beëindigen, na aanvaarding of continuering ervan, in twee situaties:

  1. Als er informatie bekend wordt die, als deze was bekend geweest op het moment van aanvaarding of continuering van de opdracht, ertoe zou hebben geleid dat de opdracht niet dan wel in gewijzigde vorm zou zijn aanvaard of gecontinueerd (art. 13 lid 1a Bta).
    • Als na aanvaarding of continuering de controlecliënt wordt overgenomen, fuseert of het eigendom verwerft in een andere entiteit en niet wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot onafhankelijkheid (art 13 li 1b Bta).

    Uit de rapportage van de AFM blijkt impliciet dat de accountantsorganisatie de eerste situatie wel in hun beleid hebben opgenomen, en de tweede niet. Dat is best opmerkelijk, maar het is historisch te verklaren. Bij de aanneming van de Bta in 2006 beperkte de Bta zich tot de eerste situatie. Pas bij de wijziging van de Bta in 2017 is de tekst van artikel 13 uitgebreid met de tweede situatie. Het beeld ontstaat dat veel kantoren deze toevoeging aan de Bta in 2017 over het hoofd hebben gezien, niet in het handboek hebben verwerkt, waardoor het niet zichtbaar onderdeel is van het beleid.

    Het goede nieuws is dat deze omissie snel en eenvoudig verholpen kan worden, door het beleid en het handboek kwaliteit er op aan te passen.

    Dat geldt ook voor een andere prominente bevinding van de AFM, namelijk dat het proces van acceptatie of voortzetting steeds tijdig door de externe accountant beoordeeld moet worden.

    Het rapport van de AFM komt met pittige bevindingen, maar de kantoren kunnen met relatief beperkte inspanningen de nodige vorderingen maken.

    Ik wens u graag fijne feestdagen en een beloftevol nieuw jaar!

    Best, 24 december 2022

    Categorie: Uncategorized Tags: accountant, AFM, CEAC

    De eeuwige voorspelling van het einde van de vrije markt economie

    17 januari 2021 door Paul Mencke Reageer

    Tijdens de bijeenkomst van ons internationale netwerk UHY in mei 2012 waren de leden van de Europese kantoren nog volop in mineur van de kredietcrisis, toen onze voorzitter John Wolfgang vanuit zijn Amerikaans perspectief ons enthousiast opriep om op zoek te gaan naar opportunities. Ik dacht (heel internationaal) WTF zeg jij nou? Wij zijn de malheur van jullie Amerikaanse rommelhypotheken nog aan het verwerken, en jij gaat vrolijk over tot de orde van de dag?

    Deze herinnering kwam onlangs bij me boven in het licht van de coronacrisis: In Europa hebben we de grootste moeite om het hoofd te bieden aan het bestrijden van het coronavirus en in China, waar het virus vandaan komt, en in China hebben ze de boel weer aardig onder controle.

    Vanuit ons goede oude Europa is het gemakkelijk om met gemengde gevoelens naar de wereld om ons heen te kijken. We vinden de Verenigde Staten maar een raar land met zijn doorgeschoten kapitalisme, tegelijk zouden we best wel wat van de dynamiek van het Amerikaanse bedrijfsleven kunnen gebruiken. En China is even vreemd met zijn totalitaire regime, tegelijk zijn we onder de indruk van de snelheid waarmee een groot land zich ontwikkelt.

    En Europa zelf? Europeanen zijn blij met al hun verworvenheden; de culturele rijkdom, de sterk ontwikkelde democratie met grondrechten die beschermd worden, en de hoge levensstandaard. Tegelijk wordt er regelmatig voor gewaarschuwd dat in ons Avondland de Europese cultuur naar haar einde loopt.

    Dat er meerdere politiek-economische systemen in de wereld zijn, is een belangrijk thema in het boek Foretelling the End of Capitalism van Francesco Boldizzoni. Hij beschrijft de lange traditie waarin steeds opnieuw weer het einde van het kapitalisme voorspeld wordt. Dat begint al bij de morele kritiek van John Stuart Mill als grondlegger van het liberalisme, en wordt meer theoretisch onderbouwd door Karl Marx. Ook beschrijft Boldizzoni  stromingen die al vroeg wezen op de ecologische bedreigingen vanuit het kapitalisme, en anderen die kritisch waren op de jachtige, consumptiegerichte, hedonistische en oppervlakkige interesses van consumenten.

    Persoonlijk werd ik aangesproken door de in het boek beschreven ideeën van Jurgen Habermas die, binnen een vierdeling in het kapitalistische systeem, in het economisch systeem een nader onderscheid maakt naar een publieke sector met overheidsbedrijven en twee private sectoren. Een groot deel van de private sector bestaat uit grote bedrijven met monopolistische trekjes die in de logica van hun operaties niet veel verschillen van overheidsbedrijven. In de accountancy noemen we dat ‘organisaties met een openbaar belang’. Daarnaast is er een restgroep met veel concurrentie en met een hoge mate van ‘labor intensity’. In deze restgroep, die het niet gemakkelijk heeft, kan ik vrij gemakkelijk het MKB ontdekken waar ik zelf veel sympathie voor koester en waar ik graag een bijdrage aan lever. In het MKB staat de ondernemer dichter bij de mensen aan wie hij/zij werkgelegenheid biedt.

    Het sterke van Boldizzoni is dat hij beschrijft hoe het kapitalisme enerzijds een universele economische orde is die gericht is op het maken van winst door te voorzien in daadwerkelijke behoeften van mensen, en anderzijds een culturele orde die bestaat uit hiërarchie en individualisme. Het is juist binnen de variëteit van die culturele ordes dat het kapitalistische systeem zich binnen de Amerikaanse, Chinese, Russische en Europese samenlevingen op verschillende wijze kan blijven ontwikkelen.

    Boldizzoni kent zijn klassiekers, maar is zelf ook kritisch op de uitwassen van de vrije markt (‘Go and tell a forty-year-old mother who goes through the “experience of redundancy” that there is an energetic side of risk!’).

    Aan het eind van het boek bekent Boldizzoni kleur: De voorwaarden die nodig zijn om een sociaal democratisch systeem goed te laten functioneren vindt hij vooral terug in de eurozone. Hij doet daarbij een ‘call to action’ opdat het Avondland zich opnieuw kan vernieuwen.

    Categorie: Uncategorized Tags: kapitalisme, MKB

    Fantoomgroei: ⚫️⚪️⚪️⚪️⚪️

    2 september 2020 door Paul Mencke Reageer

    Ook deze zomer kreeg ik weer aanbevelingen voor leesvoer. Een daarvan was het inmiddels veelgeprezen boek Fantoomgroei van Sander Heijne en Hendrik Noten.

    Wat vond ik er van? De schrijvers zijn geïnspireerd door de constatering dat er mensen zijn die het minder goed hebben dan zij, en dat dat niet eerlijk is. En ze zijn kritisch op de eenzijdige focus op economische groei als die niet (meer) gelijkmatig verdeeld wordt. Een sympathieke gedachte.

    Ze hebben onderzocht hoe dit heeft kunnen gebeuren, waarbij ze een sterke en hinderlijke hindsight bias helaas niet hebben kunnen onderdrukken.

    Bijvoorbeeld als Hendrik Noten aan zijn vader vraagt of die als toenmalig vakbondsbestuurder aandacht heeft besteed aan de effecten van tweede en derde orde bij de totstandkoming van het akkoord van Wassenaar. Als zijn vader antwoordt dat hij daar nooit over nagedacht heeft, dat niemand dat kon overzien, valt Hendrik van teleurstelling helemaal stil. Nou, ik ben benieuwd of Hendrik op dit moment een inschatting kan maken van de tweede en derde orde effecten van de overheidsmaatregelen tegen het coronavirus.

    Waar de blik naar de vorige generatie toe kritisch is, voelen de schrijvers zich naar de volgende generatie  toe verplicht om het beter te doen. Ze profileren zich als curling ouders die hun kinderen met zo weinig mogelijk problemen willen opzadelen.

    Een hindsight bias passen Heijne en Noten ook op vileine wijze toe als ze de lezer kennis laten maken met Frans Rutten. Vóórdat ze beschrijven hoe Rutten als econoom van het ministerie van Economische Zaken een sterke bijdrage heeft geleverd aan de gezondmaking van de Nederlandse economie in de jaren 70/80, wordt hij eerst fijntjes afgeschilderd als iemand die na zijn pensionering godsdienstwaanzinnige leek te worden. Het effect is dat, voordat de onmiskenbare verdiensten van Rutten beschreven worden, er al een karikatuur van de man gemaakt is. Geen fijne stijlfiguur. Als je op deze manier de lezer wil winnen voor je gedachtengoed, dan slaat bij mij de nieuwsgierigheid om in afkeer.

    Het onderzoek van Heijne en Noten levert twee voorstellen voor remedies op: Een op macro niveau en een op micro niveau.

    Op macro niveau wordt een herdefinitie van het BNP als economische maatstaf voorgesteld, door de financiële sector daarbij voortaan buiten beschouwing te laten. De financiële sector levert immers geen echte waarde op? Nou, dat is nog maar de vraag: Nadat in 1492 de Joden als gevolg van het verdrijvingsedict gedwongen waren Spanje te verlaten, was een effect van de tweede (of misschien wel derde) orde dat met de Joden ook de financiële infrastructuur grotendeels uit Spanje verdween. De economische bedrijvigheid ondervond daarvan veel schade. Natuurlijk is dit slechts een anekdotisch argument, wat echter goed aansluit bij de gelijksoortige onderbouwing door Heijne en Noten.

    Op micro niveau worden de zegeningen van coöperatieve samenwerkingsverbanden beschreven. Daarmee sluiten ze aan bij een bredere stroming, zoals bijvoorbeeld ook beschreven in het boek Ruw ontwaken uit een neoliberale droom van filosoof Gabriël van den Brink.

    De suggestie op macro niveau kan niet echt serieus genomen worden, daarvoor is de gangbare definitie van het BNP in internationaal verband al te zeer ingeburgerd. De suggestie op micro niveau is niet origineel maar wel nuttig.

    Ondertussen mis ik in het boek een visie op de sterke toename van de wereldbevolking als serieuze achterliggende oorzaak van veel in het boek beschreven problemen, waaronder de focus op economische groei, en anderzijds op de natuurlijke (en positieve) ontwikkeling van economische stagnatie in ontwikkelde landen door vergrijzing, zoals dat al lang het geval is in Japan.

    Categorie: Omzien

    Franchise, een opmerkelijke samenwerking

    25 februari 2020 door Paul Mencke 1 Reactie

    Eerder deze maand gaf ik twee gastcolleges over bedrijfsoverdracht aan post-bachelor studenten Accountancy van Fontys Hogeschool. De studenten stelden vragen over het bedrijf waarvoor ze een individuele praktijkopdracht moeten uitvoeren, en meerdere van die bedrijven bleken gebaseerd te op een franchise concept. De studenten vroegen zich daarbij af of de franchise-afspraken nog effect hebben op de waardering van de onderneming.

    Franchise is een interessante vorm van samenwerking tussen bedrijven. De oorsprong ligt, zoals veel innovaties in de vrije markt, in de Verenigde Staten. We kennen de franchise van de fastfood ketens, maar ook autodealerbedrijven, supermarkten en andere winkelketens zijn er vertrouwd mee.

    Met een beetje fantasie kun je ook bijvoorbeeld de RK kerk zien als een al heel lang bestaande franchiseorganisatie, met het Vaticaan als franchisegever en formulebewaker die gedetailleerde en dwingende richtlijnen geeft aan de lokale parochies. Bijvoorbeeld over de structuur en de inhoud van misdiensten, die over de hele wereld herkenbaar zijn.

    Ook in mijn beroep van accountant zijn elementen van een franchise concept te ontdekken. Kantoren die de jaarrekening van (middel-)grote ondernemingen willen controleren hebben daarvoor een vergunning nodig, die exclusief door de AFM wordt uitgegeven. Daarvoor is wel nodig dat het kantoor zich conformeert aan de kwaliteitseisen van de AFM, en de jaarlijkse fee betaalt.

    Het franchise concept is primair gericht op het bereiken van een gedeeld succes, en dat is ook vaak het geval. Ik prijs me gelukkig dat in onze wijk een supermarkt staat die wordt gerund door een bijzonder gedreven en competente franchiseondernemer. Hij heeft al meerdere prijzen gewonnen als beste supermarkt, en de aantrekkelijke ondernemersbeloning die daar bij past wordt hem van harte gegund.

    Succes is ook bij franchiseorganisaties niet vanzelfsprekend, regelmatig komen minder goed lopende samenwerkingen in het nieuws.

    Overigens was de vraag van de studenten, of ze bij de waardering van de onderneming rekening moeten houden met franchise-afspraken, natuurlijk heel terecht. Afhankelijk van de afspraken die vooraf gemaakt moeten worden, heeft de franchisegever meer of minder zeggenschap als een franchisenemer zijn onderneming wil verkopen. In extreme situaties bepaalt de franchisegever of de franchisenemer zijn onderneming wel kan overdragen, en aan wie. Dat dat invloed heeft op de waarde, mag duidelijk zijn. Een franchisecontract is dan ook niet iets om lichtzinnig te tekenen.

    Categorie: Uncategorized

    De vrije markt is zo slecht nog niet. Ook niet voor sommige publieke taken.

    1 oktober 2019 door Paul Mencke Reageer

    Er is terechte kritiek op de uitwassen van de vrije markt economie. Maar dat maakt het kapitalisme als stelsel nog niet slecht: haar ultieme gerichtheid op bevrediging van behoefte van mensen levert aantoonbaar een sterke bijdrage aan gezondheid en welvaart. Daarbij kun je nog wel kritisch kijken naar omvang en focus van vooral grote ondernemingen.

    Afgelopen vrijdag heb ik een gastcollege in het excellentieprogramma voor studenten Fontys Financieel management verzorgd. Daarin hebben we het fundamentele verschil verkend tussen organisaties die vrij hun klanten kunnen kiezen (marktfunctie), en organisaties die primair door een hoger orgaan worden aangestuurd (taakfunctie).

    Als het gaat om bedrijven met een taakfunctie: Uit het nieuws rondom het Warmtebedrijf Rotterdam en het Afvalbedrijf Amsterdam komt het beeld naar voren dat professionele aandeelhouders in het openbaar bestuur zeker geen garantie zijn voor een effectieve besluitvorming.

    In een fascinerend artikel in het NRC van gisteren vertelt brandweercommandant Leen Schaap over de problemen die hij ondervond in de aansturing van de Amsterdamse Brandweer. Aan het eind van het artikel doet hij een opmerkelijke aanbeveling: “Privatiseer de brandweer!”. Dus ruil de taakfunctie van de brandweer in voor een marktfunctie. In Denemarken heeft men daar volgens Schaap goede ervaringen mee, wat bevestigd wordt in een master scriptie.

    In mijn optiek is het met het kapitalisme als met onze democratie: Het zijn matig functionerende stelsels, maar de alternatieven zijn slechter.

    Categorie: Uncategorized

    Waarom informatiesystemen van industriële ondernemingen niet gebaseerd moeten worden op jaarrekening-voorschriften

    22 juli 2018 door Paul Mencke Reageer

    Dit jaar kreeg ik van verschillende kanten suggesties voor mijn vakantieliteratuur. Van industrie-sectorbankier David Kemps kreeg ik de Nederlandse vertaling van het boek The Monetary Value of Time – Why Traditional Accounting Systems Make Customers Work van Joyce I. Warnacut. David en ik delen een passie voor de Nederlandse industrie in het algemeen en voor de hightech in het bijzonder.

    Lean adepten hebben van nature een kritische houding tegenover traditionele boekhoudsystemen die overproductie en voorraadvorming in de hand werken. Auteur Warnacut heeft dit verder uitgewerkt. De problemen ontstaan bij toepassing van integrale kostprijzen, doordat overhead en andere indirecte kosten worden toegerekend aan afzonderlijke productieorders. Dat creëert suboptimale doelstellingen zoals het genereren van maar zoveel mogelijk dekking door het produceren van zoveel mogelijk producten, ook als daar geen klantorders tegenover staan.

    Boekhoudsystemen maken ten onrechte geen verschil tussen geproduceerde goederen die verkocht zijn en waarvoor liquiditeit is ontvangen, en goederen die in het magazijn worden opgeslagen. Die aanpak is te verklaren uit uitgangspunten die eens per jaar bij het opstellen van de jaarrekening moeten worden toegepast. Door de dominantie van het integrale kostprijs gedachtegoed, gecombineerd met een streven naar eenduidige informatie, worden ERP-systemen teveel ingericht ten behoeve van de boekhouding en te weinig voor het nemen van gezonde productiebeslissingen.

    De Amerikaanse jaarrekeningvoorschriften van US-GAAP waar Warnacut naar verwijst kennen een Nederlandse equivalent in de Richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ). Die richtlijnen hebben weliswaar een algemeen verplichtend karakter, maar je moet er voor betalen (aan Kluwer) om er kennis van te nemen. Daar heb ik nog niet aan kunnen wennen. Ontwerp-richtlijnen worden echter wel gepubliceerd, en via die omweg kun je in dit verband kennis nemen van de relevante bepalingen van RJ 220.305 en verder.

    Warnacut heeft helemaal gelijk als ze stelt dat de jaarrekeningvoorschriften (eens per jaar) gevolgd moeten worden, maar dat je niet je informatiesysteem er op hoeft te baseren. Het hele jaar door kun je veel beter marginaal redeneren (primair uitgaan van de variabele kosten), en een keer per jaar de opslag bepalen om de voorraden correct voor de jaarrekening te waarderen.

    In dit verband past een bekende maar relevante vraag: Zijn voorraden nou eigenlijk activa, of zijn het passiva? Weerspiegelen de voorraden bezittingen met een waarde die op korte termijn voor een aantrekkelijke prijs te gelde gemaakt kunnen worden, of moet je voorraden eigenlijk bekijken vanuit de inspanningen die je nog moet plegen om er van af te raken? In de praktijk ben ik vaak geneigd om het tweede standpunt in te nemen.

    Gelukkig heeft Warnacut niet alleen kritiek, ze produceert ook een alternatief in de vorm van een op tijd gebaseerde boekhouding. Ze hanteert daarbij ideeën van bekende industriegoeroes als Eli Goldratt en Rajan Suri, en beschrijft technieken zoals SMED om omsteltijden te verminderen. Uiteindelijk leidt dat tot een roadmap op basis van relevante uitgangspunten, en een gedetailleerde voorzet voor kengetallen die zich richten op daadwerkelijke verbetering van rendement, liquiditeit en performance naar de klant. Ze visualiseert die kengetallen zodanig dat menig controller ze al snel zal willen verwerken in eigen spreadsheets.

    Het aardige is verder dat Warnacut zich richt op industriële bedrijven met een high-mix, low-volume karakter. Dat sluit goed aan op veel hightech bedrijven in Nederland, met name in de regio rondom Eindhoven die mijn natuurlijke habitat vormt. Al met al ben ik zeker positief over de inhoud van het boek.

    Met de vertaling naar het Nederlands is iets vreemds aan de hand. Kernbegrippen worden letterlijk vertaald wat een bevreemdend effect oplevert. De term Discount rate om toekomstige geldstromen contant te maken naar het heden wordt vertaald als kortingspercentage in plaats van disconteringsfactor of vermogenskostenvoet. Het in de Nederlandse industrie nadrukkelijk gangbare begrip Bill of Materials (BOM) wordt onnodig vertaald als Uitgiftebon Materialen (UM). Shipping dock wordt vertaald als scheepsdok in plaats van afdeling verzending. Het begrip employee turnover wordt niet vertaald naar personeelsverloop, maar naar personeel omzet. Vreemd genoeg wordt een begrip als general ledger onvertaald overgenomen, in plaats van het Nederlandse begrip grootboek toe te passen.

    Verder zijn er verstoringen opgenomen in tabellen die wel correct zijn weergegeven in de Amerikaanse versie. Naarmate het boek vordert wordt de tekst minder begrijpelijk, de vergelijking dringt zich in toenemende mate op met de mechanische vertalingen die je bijvoorbeeld in Tripadvisor tegenkomt.

    Kortom: een waardevol boek, maar ik geef de voorkeur aan de Engelstalige versie.

    Categorie: Uncategorized Tags: Goldratt, high mix / low volume, industrie, lean, toegevoegde waarde

    Die dominantie van het beheers-, control- en auditdenken. Zal die toenemen, op den duur afnemen, of misschien helemaal verdwijnen?

    10 februari 2018 door Paul Mencke Reageer

    Het zijn herkenbare verzuchtingen: Universiteiten die zich meer moeten richten op verantwoording dan op de kwaliteit van het onderwijs. Huisartsen die onderhand 40% van hun tijd bezig zijn met administratief werk voor verzekeraars. Banken en verzekeraars die bezwijken onder regeldruk. Wat je concreet doet is niet meer belangrijk; Je werk bestaat pas als het geadministreerd en gecontroleerd is.

    Thijs Homan heeft als hoogleraar Change Management en zelfstandig organisatieadviseur aan de Open Universiteit zijn nieuwste boek In control gewijd aan de beheerskramp in en om organisaties. En dat mag met recht een uiterst relevant vraagstuk genoemd worden!

    Bij zijn onderzoek naar de organisatiedynamiek rondom de bureaucratisering trekt Homan de parallel met verschillende karakters van een toneelstuk:

    1. Allereerst de Herders, de control-, audit- en inspectie-wereld die ons wil behoeden voor Het Kwade. Misstanden zoals het Imtech boekhoudschandaal en fraudes in de vleessector hebben de Herders de wind in de zeilen gegeven. Het zijn vaak commerciële organisaties (waaronder accountantskantoren, om maar even dicht bij huis te blijven), maar ook is er een wirwar van officiële inspecties, toezichthoudende instanties en controleorganen.
    2. Vervolgens zijn er de Slachtoffers, degenen die lijden onder de controledruk. De docenten in het onderwijs, artsen, zorgverleners, politie, rechtbanken, noem maar op. De slachtoffers zijn trouwens niet alleen Slachtoffers, maar tegelijk ook Aanklagers. Het lijden dat ze ondervinden wordt voornamelijk veroorzaakt door ‘de ander’: managers, controllers, auditors, zeg maar de Darth Vaders van de organisatie.
    3. Dan zijn er de Rechtvaardige Redders, de (meestal externe) adviseurs die van buitenaf de blije boodschap verkondigen dat het allemaal he-le-maal anders moet. Zij zullen er wel eens voor zorgen dat ‘de organisatie wordt terug gegeven aan de professional’. De Rechtvaardige Redders zijn soms idealisten, maar vaak zijn het commerciële partijen op zoek naar omzet.
    4. Het vierde karakter betreft de Afhakers, de mensen die hun eigen welzijn belangrijker vinden dan ingeperkt worden door regels. Zij verlaten het toneel en zoeken hun eigen heil.

    Homan merkte in zijn onderzoek dat het vraagstuk veel genuanceerder ligt dan de beperking tot deze vier archetypen. Er zijn bijvoorbeeld wel degelijk managers en controllers die actief proberen om de regeldruk te verminderen.

    Verder constateerde Homan dat al dat gecontroleer en geïnspecteer niet alleen maar van buiten op ons afkomt, veel mensen zijn zelf ook structuurzoekers die in hun werk juist behoefte hebben aan regels, aan normenkaders of aan rankings. Onderzoeksbureaus als Effectory (‘Effectory creëert transparantie door de meningen en feedback van medewerkers te verzamelen’) spelen hier handig op in door zelf bedachte keurmerken te promoten. Menig bedrijf heeft haar bezoekersruimtes verfraaid met certificaten en awards.

    En ook in ons privé leven monitoren we ons zelf met apps als runkeeper, we bepalen doelstellingen via bucket lists, we laten de schoolkeus van onze kinderen afhangen van de rankings van Elsevier, we gebruiken en geven beoordelingen via Tripadvisor.

    Homan komt tot het vermoeden dat we klagen over iets waar we zèlf zwaar verslaafd aan zijn. Dat merk je als bijvoorbeeld de betonvloer van een parkeergarage instort, en kijkt welke reflex er op volgt. We verafschuwen de bureaucratie, maar de drang om problemen uit te bannen is sterker. We onderhouden een haat/liefde verhouding met al dat gecontroleer, geregistreer, geïnspecteer en geaccrediteer.

    Homan komt aan het eind van zijn onderzoek dan ook tot de conclusie dat het beheers-, control- en audit denken haar dominantie voorlopig niet zal verliezen. Wel ziet hij een tendens tot verfijning, waarbij de technologische ontwikkelingen in de IT een handje helpen. Wellicht gaan gewaardeerde en effectieve toepassingen zoals Tripadvisor ook hun intrede doen in en tussen organisaties.

    Verder komt Homan tijdens zijn onderzoek ook een kleine maar interessante vijfde groep karakters tegen, de Activistische Doeners. Dat zijn mensen die niet vluchten of klagen, maar die proberen de strijd aan te gaan tegen de bureaucratie. Dat zijn bijvoorbeeld de opdrachtgevers die zich niet gemakzuchtig verschuilen in wollige taal, en assertieve opdrachtnemers/leveranciers die kritisch zijn op de voorwaarden van hun klanten. Zeg maar de mensen die een founder’s mentality willen vasthouden.

    Homan ziet dus helaas geen snelle verandering, maar gelukkig wel een paar lichtpuntjes.

    In Control is geschreven vanuit de discipline van organisatiedynamiek, en Homan laat zien dat hij een diepgaand inzicht heeft in de modellen die daarbij gebruikt kunnen worden. Vaak zijn die modellen abstract, en dat maakt het boek soms best wel taai. Homan probeert dat te compenseren door verhalen uit de praktijk er in te betrekken. Afhankelijk van de context van de lezer zullen die in meerdere of in mindere mate aanspreken.

    Categorie: Uncategorized Tags: bureaucratie

    Oneindige capaciteit in de maakindustrie?

    13 september 2017 door Paul Mencke Reageer

    Een kleine drie jaar geleden maakte ik kennis met een metaalverwerkend bedrijf in Juinen wat zich richtte op de productie van straatmeubilair*). Bij de analyse van de lage winstgevendheid van het bedrijf viel op dat de onderneming enerzijds een lage bezettingsgraad had, maar anderzijds wel veel uitzendkrachten inhuurde. Dat was vreemd: De beschikbare productiecapaciteit werd maar gedeeltelijk benut, en toch waren er extra ‘handjes’ nodig. Bij nader onderzoek binnen de onderneming kwam het concept van de ‘oneindige capaciteit’ nadrukkelijk in beeld. De directeur van de onderneming droeg de leiders van de afdelingen verkoop, werkvoorbereiding en productie indringend op om vooral dit concept van oneindige capaciteit toe te passen.

    Vanuit commercieel perspectief is het intuïtief aantrekkelijk om, bij de inspanningen om orders te verwerven, voor het gemak te veronderstellen dat je een oneindige capaciteit hebt. Je wilt de order immers binnenhalen, in plaats van dat die naar de concurrent gaat. Vervolgens moet binnen de onderneming geregeld worden dat de order tijdig uitgeleverd wordt.

    Juist daar blijkt het mis te gaan. Er wordt in de praktijk onvoldoende rekening gehouden met de bottlenecks die in elk proces voorkomen. Het gevolg is dat sommige bewerkingen (de bottlenecks) in het productieproces overuren draaien, terwijl voorafgaande bewerkingen tussenvoorraden opbouwen, en opvolgende bewerkingen kampen met leegloop. Daardoor zijn de werkelijke doorlooptijden van productieorders veel langer dan de theoretische productietijden die er voor staan. Dat levert binnen een en hetzelfde bedrijf een onwerkelijke combinatie op van enerzijds overbelaste en anderzijds duimendraaiende medewerkers. Dat leidt tot spanningen, hoge tussenvoorraden, en een lage winstgevendheid. En dat was bij het bedrijf in Juinen ook het geval.

    Ruim dertig jaar geleden werd het probleem van bottlenecks in bedrijfsprocessen opgepakt door Eli Goldratt, die zijn ideeën uitwerkte in de Theory of Constraints, en er de status van industrie goeroe mee behaalde. Goldratt maakte duidelijk dat je continue moet onderzoeken welke bottlenecks er zijn die een optimale benutting van de capaciteit verhinderen, en dat je actie moet ondernemen om die bottlenecks weg te nemen. Ondertussen ga je per periode de orders vooruit inplannen, en je gaat dynamisch om met kostprijscalculaties voor nieuwe orders als de planning voor die periode al behoorlijk gevuld is. Je kunt dan immers ‘marginaal’ gaan calculeren: Boven een bepaalde als normaal veronderstelde bezetting worden de vaste kosten al gedekt, en is de winstbijdrage van nieuwe orders relatief hoog. Je kunt dan ‘spelen’ met de prijzen voor de offertes die je afgeeft: Kostprijzen zijn immers geen statisch gegeven.

    Er zijn veel bedrijven die hun best doen. Er zijn jammer genoeg relatief weinig bedrijven die heel goed draaien. Er is nog veel te winnen!

     

    *) Dit is een gefingeerde casus die is geïnspireerd door praktijkervaringen

    Categorie: MKB Tags: arbeidsproductiviteit, constraints, Goldratt, maakindustrie

    • Pagina1
    • Pagina2
    • Pagina3
    • …
    • Pagina6
    • Volgende pagina »

    Primaire Sidebar

    Wie is Paul?

    Brainport-accountant | business valuator | waardeert ondernemingen en ondernemerschap| gefascineerd door het bedrijfsleven, vooral in de (maak)industrie | dynamische business modellen | het verhaal achter de cijfers | leven in een complexe wereld |
    Tweets van @PaulMencke

    Recente observaties

    • De controlepraktijk binnen een accountantskantoor: Size Matters
    • De criticus
    • De AFM roept accountants op: Aan de slag! Daarbij kunnen snel vorderingen gemaakt worden
    • De eeuwige voorspelling van het einde van de vrije markt economie
    • Fantoomgroei: ⚫️⚪️⚪️⚪️⚪️
    • Franchise, een opmerkelijke samenwerking
    • De vrije markt is zo slecht nog niet. Ook niet voor sommige publieke taken.

    Zoek op trefwoorden:

    aarde plat/rond accountant AFM arbeidsproductiviteit blue ocean bmgen bureaucratie business model generation business valuation CEAC common sense constraints Dunbar founder's mentality Goldratt goodwill high mix / low volume innovatie kapitalisme kredietcrisis lean Literatuur marktwerking MKB ondernemer onderneming René ten Bos schuldenvrij Small Firm Premium strategisch denken subjectiviteit talenten toegevoegde waarde tuacc verdienmodel verwatering dilution startup ratchet Viking voorspellen vriendschap vroeger waarde Waardering welvaart winst en verlies Wta

    © Copyright Paul Mencke