Vanaf 1 januari 2022 houdt de AFM direct toezicht op accountantsorganisaties met een reguliere controlevergunning. In de loop van het jaar heeft ze haar eerste thema-onderzoek onder deze doelgroep uitgevoerd, wat zich richtte op het proces van cliënt- en opdrachtaanvaarding en -continuering. Daarbij richt de AFM zich enerzijds op het beleid van de kantoren, en anderzijds op de uitvoering zoals die blijkt uit geselecteerde controledossiers. Twee weken geleden heeft de AFM de bevindingen uit dit onderzoek gerapporteerd, onder de activerende titel ‘Aan de slag!’
De eerste bevinding in de samenvatting van het rapport is meteen een stevige binnenkomer: Maar liefst 18 (60%) van de 30 accountantsorganisaties heeft het beleid niet op orde! Een dergelijk signaal moeten we zeker serieus nemen.
In paragraaf 2.6 van het rapport wordt nader ingegaan op deze bevinding. Uit figuur 13 blijkt dat het beleid op 5 aspecten is beoordeeld, waarbij de meeste onvoldoendes zijn geconstateerd bij het aspect Herevaluatie, daar zijn namelijk 14 onvoldoendes geconstateerd.
Deze 14 accountantsorganisaties hebben niet in hun beleid opgenomen dat zij een wettelijke controle beëindigen als na aanvaarding of continuering de controlecliënt wordt overgenomen, fuseert of het eigendom verwerft in een andere entiteit en niet wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot onafhankelijkheid. Dit vereiste is opgenomen in artikel 13 van het besluit toezicht accountantsorganisaties (Bta).
Het is de moeite waard om even verder te kijken wat hier aan de hand is. Artikel 13 van de Bta beschrijft in lid 1 de verplichting om een opdracht te beëindigen, na aanvaarding of continuering ervan, in twee situaties:
- Als er informatie bekend wordt die, als deze was bekend geweest op het moment van aanvaarding of continuering van de opdracht, ertoe zou hebben geleid dat de opdracht niet dan wel in gewijzigde vorm zou zijn aanvaard of gecontinueerd (art. 13 lid 1a Bta).
- Als na aanvaarding of continuering de controlecliënt wordt overgenomen, fuseert of het eigendom verwerft in een andere entiteit en niet wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot onafhankelijkheid (art 13 li 1b Bta).
Uit de rapportage van de AFM blijkt impliciet dat de accountantsorganisatie de eerste situatie wel in hun beleid hebben opgenomen, en de tweede niet. Dat is best opmerkelijk, maar het is historisch te verklaren. Bij de aanneming van de Bta in 2006 beperkte de Bta zich tot de eerste situatie. Pas bij de wijziging van de Bta in 2017 is de tekst van artikel 13 uitgebreid met de tweede situatie. Het beeld ontstaat dat veel kantoren deze toevoeging aan de Bta in 2017 over het hoofd hebben gezien, niet in het handboek hebben verwerkt, waardoor het niet zichtbaar onderdeel is van het beleid.
Het goede nieuws is dat deze omissie snel en eenvoudig verholpen kan worden, door het beleid en het handboek kwaliteit er op aan te passen.
Dat geldt ook voor een andere prominente bevinding van de AFM, namelijk dat het proces van acceptatie of voortzetting steeds tijdig door de externe accountant beoordeeld moet worden.
Het rapport van de AFM komt met pittige bevindingen, maar de kantoren kunnen met relatief beperkte inspanningen de nodige vorderingen maken.
Ik wens u graag fijne feestdagen en een beloftevol nieuw jaar!
Best, 24 december 2022
Geef een reactie