Vroeger was machinist nog eens een beroep. Een bevroren wissel benaderde je tot enkele meters, langzaam liet je de trein erop rijden, je keek of de wissel goed stond, en je reed vervolgens door. Vaak was dan het vorstprobleem al opgelost. Daar waar nodig haalde de machinist de kruk tevoorschijn en zette de wissel om. En als het echt moest, pakte hij de gasbrander om de wissel te ontdooien. Een afwisselende baan met verantwoordelijkheden.
Het is anders nu. Een machinist is van NS en het spoor is van Prorail. Als het sneeuwt en vriest, mag de machinist nog maar twee dingen doen: de trein stilzetten en de procedure starten. De procedure die voorschrijft dat Prorail wordt gebeld. Prorail belt een van de vaste aannemers, de aannemer belt de monteur, de monteur stapt in de auto en deze komt vast te zitten in de kilometerslange files veroorzaakt door sneeuw en vrieskou.
We hebben in het bedrijfsleven en in het openbaar bestuur nogal wat meegemaakt. We hebben een verschuiving meegemaakt van vakmanschap naar procedures. Van meewerkend voorman naar manager. Van vertrouwen naar wantrouwen. Van high trust naar low trust. Van Rijnlands naar Angelsaksisch. Geert Mak sprak er al over in zijn Raiffeissenlezing Mercator Sapiens anno 2004. En we hebben de introductie meegemaakt van marktwerking als vermeende medicijn tegen elke kwaal.
Het boek ‘Huis op orde – Het Rijnlandse ordoliberale perspectief’ van vader Piet en zoon Jurgen Moerman (‘Als econoom zijn wij beiden van mening dat economie als koningin der sociale wetenschappen in haar eendimensionale arrogantie schromelijk tekort is geschoten.’) gaat ook over deze veranderingen. Van meerdere kanten (zelfs aan de zijlijn van het hockeyveld) kreeg ik het advies om te lezen. Het boek leent zich voor slow reading, dat heb ik althans gedaan. Het is een boek wat uitdaagt om zelf eigen reflecties in de kantlijn te plaatsen.
Het boek is geschreven met een opvallende stijl en taalgebruik. Enerzijds intellectueel/elitair in woordkeus, anderzijds schimpend/geïrriteerd. Topideologen en economen die het laissez-faire principe aanhangen wordt een ‘ontstellend gebrek aan historisch besef’ verweten. De academische wereld als intellectuele ‘lender of last resort’ wordt verweten dat ze’ haar Kantiaanse verlichtingswortels ingeruild voor computer, database, softwarepakket en algorithme’. Uitspraken in de financiële pers dat menselijke emoties niet thuis horen in het domein van het economisch keuzeproces, worden getypeerd als ‘onbegrijpelijke kletskoek waarmee men kan scoren in de toptijdschriften die weer grote indruk maken op de kathedergeneraals’.
De gekozen stijl en taalgebruik maken het boek vooral aantrekkelijk voor lezers die al bij voorbaat sympathie hebben voor het gedachtengoed van de auteurs. Wat in zich het risico draagt dat het effect van het boek beperkt blijft tot een preek voor eigen parochie.
De tekst is vaak opgebouwd rondom citaten van geselecteerde denkers zonder al te veel verbinding/opbouw. Mogelijk vanuit de idee dat de lezer de context al bij voorbaat (her)kent. Daardoor is het aantal bladzijden beperkt gebleven, maar het geeft het boek ook een gefragmenteerde en soms eenzijdige indruk. Soms roept de onderbouwing van stellingen inhoudelijke vragen op.
Als bedrijfseconoom word ik gegrepen door de beschreven stelling dat de economische wetenschap is gedegenereerd tot een quasi ingenieurswetenschap. Ik herken de beperkingen van kwantitatieve modellen op een macroniveau. Anderzijds helpen rekenmodellen wel op een meer operationeel niveau binnen bedrijfsketens. Ook de oproep om te gaan voor pareto-optimaliteit (win-win) spreekt me aan, in plaats van de zero sum benadering waarbij de winst van de een het verlies van de ander vormt.
Herkenbaar is het onderscheid wat gemaakt wordt tussen ondernemers en managers, waarbij de laatsten (getypeerd als kathedergeneraals) het moeten ontgelden. In dit verband denk ik
graag aan het onderscheid tussen de begrippen Unternehmung en Betrieb. Hoogleraar René ten Bos geeft aan dat Unternehmung van belang is vanwege de risicofactor die daarbij centraal staat. Maar het Betrieb is ook van belang omwille van een goede uitvoering.
De Europese benadering krijgt de voorkeur, met de grootste kritiek op de Angelsaksische benadering. Het gevaar komt echter blijkbaar niet alleen uit het westen, maar ook uit het oosten. Daar dreigt immers de Islam. Het gevaar uit die hoek wordt overigens wel aangestipt maar echter slechts zeer summier uitgewerkt.
De voorkeur voor het Europese continent verraadt heimwee naar de tijden van weleer. Overigens is er wel weer sympathie te lezen voor de Japanse aanpak. Het lijkt erop dat de Japanners, aan de andere kant van de wereld, op hun beurt ook weer tussen hun eigen westen (Islam) en oosten (Angelsaksisch) in staan.
De analyse van de globalisering in termen van waardeketens is aansprekend voor iemand die zich actief oriënteert binnen de waardeketens in de Brainport regio.
De analyse van de samenleving is ook herkenbaar. Met Bas Heijne vraag ik me af hoe kwalitatieve kernwaarden verankerd kunnen worden zonder uiteindelijk te ontaarden in bureaucratie. Zit er kwaliteit in uitgebreide, afstompende checklisten en parafen? Wordt de natuur beschermd met uitgebreide gemeentelijke procedures? Hoe voorkom je het
ontaarden van kernwaarden die in zichzelf waardevol zijn, in het afglijden naar een zielloze bureaucratie?
De ideeën over marktwerking en medezeggenschap zijn prima food for thought, en ook die over strategie (leiderschap en management).
De bezuinigingen bij Philips in 2001 worden geplaatst in een context van de Angelsaksische aanpak van slash and cost sutting. Uit de biografie van Anton Philips (door Marcel Metze) blijkt echter dat periodieke reorganisaties al heel lang een vast onderdeel vormden van de Philips aanpak, en niet zijn ingegeven door recente theorieën. Periodieke reorganisaties zitten al vanaf het begin van de 20e eeuw in het DNA van Philips.
De stelling dat Rijnlanders de naam hebben losser en slordiger te zijn in de bedrijfsvoering, past overigens niet in mijn visie van het belangrijkste Rijnlandse land: Duitsland.
De verwijzingen naar Macchiavelli en Von Clausewitz smaken naar meer, daar ga ik me nog eens in verdiepen.
De waarneming dat het neoliberalisme ontaardt in een failliet in het immateriële (gebrek aan inhoud) terwijl de sociaaldemocratie ontaardt in een failliet in het materiële (gebrek aan middelen) levert een krachtig spanningsveld op.
Over de door vader en zoon Moerman geschetste oproep, tot een hernieuwde verwondering van het maken ,zie ik parallellen met de ideeën van Harry Verhoeven, die een studie heeft gemaakt naar opkomst en ondergang van de ambachtsschool.
Bas Mathijsen zegt
Beste Paul,
Mooie recensie van het boek van Piet en Jürgen. ‘Rijnlanders, durf te denken en twijfelen’, een essay van Piet komt uit jouw observaties naar voren.
Het boek is inderdaad met een aan Japans grenzende informatiedichtheid geschreven. Niettemin zal de twijfel tot verdieping leiden; een aantal onderwerpen heeft je aandacht getrokken.
Wat ik uit het boek en de voorgaande essays van Piet heb gehaald is dat een levensvisie ofwel principieel ofwel pragmatisch is. Net zoals Monozukuri, Lean en overige filosofien is het Rijnlandse gefundeerd met een principiele basis waarin, inderdaad nogal nostalgisch aandoende waarden voor het individu en de samenleving de uitgangspunten vormen voor het dagelijkse leven, of dit nu prive of het werk is. Het interessante aan deze principes is dat ze geen garantie geven voor de dag van morgen maar hun ‘werk doen’ op de lange termijn. Zie het maar als een soort ‘economisch karma’.
Gerichtheid op de dag van morgen en directe bevrediging van behoeften door hierop vandaag op proberen te anticiperen leidt al snel tot pragmatische keuzes. Uit een schimpende en wellicht geirriteerde wijze van schrijven – ik zie het meer als gepassioneerd – blijkt m.i. de gedrevenheid van iemand die gericht is op het in de basis verbeteren van ons sociale systeem door nu eindelijk eens het huis op orde te krijgen. Een proces van de lange adem – niets voor de pragmatici.
Tot op het hockeyveld!
Met vriendelijke groeten,
Bas Mathijsen.
Piet Moerman zegt
Beste Paul en Bas,
Eerst bedankt – mede namens Jurgen – voor jullie commentaar op ons boek.
Graag wil ik hierop enige kanttekeningen plaatsen.
De opmerking van Paul dat het boek hier en daar kort door de bocht is, onderschrijf ik. We hebben samen keuzes gemaakt waar meer en waar minder tekst zou worden gebruikt. Mensen lezen nu eenmaal niet graag lange verhalen.
De preek voor eigen parochie delen wij niet. Bewust hebben wij geciteerd uit twee belangrijke tijdschriften , Die Zeit en de Financial Times, om binnen het betrouwbaarheidsinterval van de waarheidsvinding te blijven. De geciteerde auteurs geven aan dat aan beide zijden van het spectrum (Rijnlands c.q. Angelsaksisch) grote twijfel bestaat of het maatschappelijk bestel zo moet blijven functioneren als het tot nu heeft gedaan. Dat wil zeggen: de illusie handhaven dat democratie en ongebreideld laissez-faire met nulsomspelen naast elkaar kunnen blijven bestaan!
Ik vind het jammer dat stijl en taalgebruik soms als schimpend/geïrriteerd worden ervaren. Als je echter als econometrist je eigen wetenschap op de klippen ziet gaan, bij gebrek aan Kantiaanse reflectie (sapere aude), dan is een harde stellingname nodig. Ik heb dertig jaar in de ‘metrische’ sector van de bedrijfs-economie gewerkt, te weten: tien jaar als assistent-accountant, twintig jaar als operations research groepsleider. In die jaren heb ik geleerd dat de gemaakte sommen de kers behoren te zijn op de taart van intensieve, organisatorische en/of maatschappelijke discussies, niet andersom.
De barse commentaren van onder meer Samuel Brittan, Martin Wolf, John Lloyd en Christopher Caldwell in de Financial Times laten zien dat economie een speeltuin is geworden voor geflopte mathematen annex bordeel voor politici.
Om dat alles te kunnen vatten is het nodig na te gaan hoe de discussies vlak na W.O. II op de Mont Pelerin in Zwitserland zijn verlopen. Dat waren discussies tussen de ordoliberalen, die de menselijke maat terugwilden, en de neoliberalen, waarvan Dahrendorf zei dat ze alleen maar ongebreidelde vrijheid wilden.
Dit is de essentie van het probleem dat wij samen boven water wilden halen.
Piet Moerman – 28 februari 2012