Onlangs maakte de KNVB de uitkomst van haar jaarlijkse financiële benchmark bekend: In het betaald voetbal zijn er maar een paar clubs die voldoen aan de norm dat maximaal 60% van de inkomsten besteed mag worden aan personeelskosten.
Als ik dat lees, schieten er een paar dingen door m’n hoofd.
- Voetbalclubs in het betaald voetbal zijn vanuit bedrijfseconomisch perspectief gezien gewone ondernemingen, die dan ook als zodanig geleid moeten worden.
- De meeste clubs hebben de grootste moeite om deze financiële realiteit een goede invulling te geven, waardoor hun continuïteit nogal eens in gevaar komt.
- Ik herken de gewenste verhouding die de KNVB noemt tussen inkomsten en personeelskosten..
Als ik het business model van succesvolle ondernemingen analyseer, dan kom ik daarbij altijd wel een aantrekkelijk productiviteitsconcept tegen. Een aantrekkelijk rendement vloeit immers voort uit een optimale inzet van de beschikbare middelen. En van die middelen is de factor arbeid veruit de belangrijkste.
Slecht renderende ondernemingen besteden 60% of meer van hun toegevoegde waarde aan personeelskosten. Ondernemingen met een uitgekiend business model waarin het bedrijfsproces, de klanten en toeleveranciers goed zijn ingevuld, slagen er in om zoveel toegevoegde waarde te genereren, dat hun personeelskosten beperkt worden tot (ver) onder de 50% van die toegevoegde waarde. En dat leidt tot een winstgevendheid die er voor zorgt dat deze ondernemingen ook in de toekomst hoog in de eredivisie van het bedrijfsleven meedraaien.
Zowel in het betaald voetbal als in het bedrijfsleven zijn het spel en de knikkers belangrijk.
Geef een reactie